De Pennine Way
Jarenlang zat de Pennine Way al in mijn hoofd en nu is het er dan eindelijk van gekomen. Op 4 april zette ik in Edale de eerste stappen op deze “mother of all National Trails” en op 15 april liep ik het laatste dorp, Kirk Yetholm, binnen. Het is een geweldige ervaring geweest, met de weidse uitzichten en “big skies” die ik me had voorgesteld, maar ook met lieflijke beekjes, veel lammetjes en schattige dorpjes. Ik heb regelmatig met een grote glimlach op mijn gezicht gelopen, blij en dankbaar dat ik daar op dat moment was. Maar natuurlijk ging het niet alleen maar van een leien dakje.
Ik had getraind voor dit tripje door langere afstanden door de duinen en over de Utrechtse Heuvelrug te lopen. Maar deze trainingen bereiden je niet voor op de Pennine Way. Ik had me deze National Trail voorgesteld als een glooiend landschap. Hoog gelegen, maar niet zo steil. En ook redelijk beloopbaar. Zo leek het althans in de vele YouTube-filmpjes die ik had bekeken. Maar al de eerste dag bleek dat het soms heel steil en onbegaanbaar is. Moeilijk terrein. Daarbij kreeg ik de eerste dag te maken met lastige weersomstandigheden. Een heel harde en ijskoude oostenwind, mist, sneeuw, hagel, later overgaand in heel veel regen. Ik liep twee keer behoorlijk verkeerd, mijn telefoon viel uit door de kou (waardoor ik geen berichtje naar huis kon sturen en geen foto’s meer kon maken) en al met al deed ik heel lang over een afstand van officieel nog geen 26 kilometer. Ik moest op de camping mijn tentje in de stromende regen opzetten. En daar zat ik, in mijn natte kloffie in mijn natte tentje, en dacht: waar ben ik aan begonnen? Het bleek ’s nachts ook nog eens erg koud te zijn, waar mijn slaapzaak toch niet helemaal op berekend was. Het viel dus allemaal niet mee. Maar de volgende ochtend ben ik vroeg opgestaan (ik had het toch koud) en snel op pad gegaan. Het weer knapte enorm op en ik was nu eindelijk echt op weg. Nu ik deze tegenslag had overwonnen (of liever: geïncasseerd), kon ik alles aan.
De rest van de reis kreeg ik geen regen van betekenis meer, wat natuurlijk heel bijzonder is. Het was dan weer eens mistig, dan weer eens zonnig. De enige constante factor was de harde oosten- en noordoostenwind. En het feit dat de nachten steeds kouder werden. De laatste nacht zat er niet alleen ijs aan de buitenkant van mijn tent, maar ook aan de binnenkant: alsof je in het vriesvak van de koelkast slaapt! Maar het grappige is: je went er ook aan. Je lichaam gaat zich aanpassen. En dat geldt ook voor de inspanning. Na de eerste dag had ik spierpijn in de bovenbenen van het vele klimmen en dalen, maar na een paar dagen draai je daar je hand niet meer voor om. Je wordt sterker en fitter terwijl je bezig bent. Je raakt ook in een soort van ritme: vroeg je tentje in, vroeg weer op, boeltje inpakken en op pad. Iedere dag rond de tijd dat de temperatuur op zijn laagst is, zo tegen de ochtend, werd ik wakker van de kou en dat was het moment om eruit te gaan. Dat betekende dat ik elke dag het mooiste deel ervan meemaakte: de dageraad. Het was niet altijd zonnig, maar vaak genoeg wel en het was prachtig om de zon te zien opkomen boven de berijpte velden.
Ik was van plan om deze route als walk/run te lopen. Het is vooral walk geworden met een beetje run. Ik vond het terrein vaak te zwaar om veel hard te lopen. Het hardlopen heb ik beperkt tot de geleidelijke afdalingen over prettige ondergrond. Die momenten dat je haast niet anders kunt, dat je alleen maar een beetje los hoeft te laten om in een lekker drafje naar beneden te gaan. Bijvoorbeeld over grazige weiden of mooie egale trails. Dat geeft een heerlijk gevoel en de afwisseling van beweging is ook fijn. Weinig hardlopen betekende wel dat ik mijn ideeën over afstanden die ik per dag zou afleggen moest aanpassen. Maar dat was juist het idee van het open einde van mijn reis: ik kon er zo lang over doen als ik wilde of nodig had.
Fijn is ook dat ik fysiek geen problemen van betekenis heb gehad. Na de eerste dag had ik wat spierpijn in de bovenbenen, door het vele klimmen en dalen. Na verloop van tijd raakten mijn vingers enigszins gehavend door het inpakken van de bevroren tent: gevoelloze vingers haal je makkelijk open. En na de laatste dag bleek ’s avonds dat zich in mijn linkerenkel wat vocht had opgehoopt: ik heb misschien toch wat gezwikt op de rotsige paden. Maar: ik ben niet één keer gevallen en heb geen andere ongelukjes gehad.
En dan nu de hamvraag: zou ik het nog een keer doen? Het antwoord is: ja! Misschien niet precies deze, maar een andere route van minstens hetzelfde kaliber. In feite werd ik in Kirk Yetholm al op een idee gebracht voor een volgend avontuur. Dit was de eerste keer dat ik een lange, meerdaagse trail solo-kamperend volbracht, maar het zal hopelijk niet de laatste keer zijn. Als weer het zover is, laat ik het zeker weten.