Stille kracht

Drie tips om sneller te lopen

Bij ChiRunning draait alles om de techniek. De start ligt bij uitlijning en ontspanning, loslaten, doen door niet te doen. Je wilt geen kracht zetten op een slecht lopende machine. Voor je er erg in hebt, draait er iets kapot en liggen blessures op de loer. Pas als je de techniek in de basis beheerst, ga je kracht toevoegen. Dan kun je gaan werken aan je snelheid. Hoe je dat doet? Drie tips: zorg dat je iets cadeau krijgt, loop met een actieve bekkenrotatie en loop met een actieve arminzet.

1. Cadeautje

Het lijkt paradoxaal, maar hoe sneller je wilt lopen hoe beter je moet zijn in het ontspannen. Dit geldt zelfs voor een sprinter, hoewel deze veel meer kracht, ook vanuit armen en benen, toevoegt dan een snelle lange afstandsloper. Door los te laten gebruik je minder energie. Iemand die veel werkt, gebruikt veel spierkracht en gebruikt dus veel energie. Dat is niet altijd nodig. Als je bijvoorbeeld je been direct ontspant als je voet van de grond komt, dan breng je de snelheid waarmee je been naar achter bewoog tijdens het grondcontact over in de opgaande beweging van je voet en onderbeen. Je voet komt hoger op en je pas wordt langer. De spierelasticiteit van je hamstring en van de spieren aan de voorkant van je bovenlichaam helpen ook mee om je been omhoog en vervolgens naar voren te bewegen. Ben je aan het werk met dat been, dan gebruik je energie en verlies je alles wat je door ontspanning cadeau kunt krijgen.

2. Actieve bekkenrotatie

De bekkenrotatie bij ChiRunning voegt lengte toe aan je pas en verhoogt je snelheid: gratis snelheid, alleen door het ontspannen van je onderrug. Als je dat beheerst, kun je kracht gaan toevoegen door de inzet van je schuine buikspieren. Zo zet je een versnelling in of ga je sneller een heuvel op.

3. Actieve armzwaai

Een actieve armzwaai ondersteunt de loopbeweging. Bij een rustige duurloop zwaait een ChiRunner de arm actief naar achter en ontspant de arm bij de zwaai naar voren. Zo ligt het accent op de achterkant en komt de arm niet te ver naar voren. Dat laatste helpt om op de middenvoet dicht bij je lichaam te landen. Bij een snelle 5 kilometer, een versnelling naar de eindstreep of heuvelop, maak je de hoek van je arm kleiner (van 90 naar 45 graden) en heb je ook naar voren een actieve inzet. Zo ondersteun je de loopbeweging op een actieve manier.